In 1998 vierde de Citroën 2cv haar 50e verjaardag in Parijs! Op 7 oktober 1948
werd de 2cv aan het publiek getoond tijdens de Parijse Auto Salon. Niemand minder
dan Vincent Auriol, president van Frankrijk, onthulde de Eend. Toen het doek werd
weggetrokken, viel er een grote stilte. Toen begon het publiek te grinniken en
te lachen.
De Eend dateert al van voor de tweede wereldoorlog. Want in 1935 is het project
al op stapel gezet. De Franse boeren, die tot dan toe nog alles met paard en wagen
doen, zijn volgens André Citroën hard aan een autootje toe. Natuurlijk, er rijden
in de jaren dertig al behoorlijk veel auto's rond. Maar dat zijn grote en vooral
dure limousines. Ze zijn dus uitsluitend bereikbaar voor de bevoorrechte klasse.
Helaas sterft monsieur Citroën in 1935 nadat "zijn" in geldnood verkerende fabriek
is overgenomen door de gebroeders Michelin (jawel, van de banden).
Het
project dat zal leiden tot de 2cv heet TPV (Toute Petite Voiture). Met dit idee
moet de auto binnen een ieders bereik komen. De stuwende kracht achter dit project
is de nieuwe directeur van Citroën: Pierre-Jules Boulanger, overgekomen van Michelin.
De
opdracht van Boulanger was eenvoudig en paste op niet meer dan een half A4'tje:
"Bouw een auto voor de Franse boer. Hij moet ermee naar de markt in de omliggende
dorpen kunnen. Wel graag met plek voor twee want moeder de vrouw of zijn knecht
moet ook mee kunnen rijden. Verder moet er plaats zijn voor een wijnvat, vijftig
kilo aardappelen en een paar mandjes eieren. Die mogen absoluut niet breken als
de auto door een omgeploegd veld of over een hobbelweg rijdt. De auto moet 50
km/h kunnen halen. Het benzineverbruik mag niet meer bedragen dan 1 op 30. En
tenslotte moet het autootje hoog genoeg zijn om met een hoed op in te stappen.
De boer en zijn vrouw moeten er op zondag ook mee naar de kerk kunnen rijden."
Boulanger
stelde nog een paar aanvullende eisen: het autootje moest ook door een onervaren
chauffeur kunnen worden bestuurd. De prijs moest uiterst laag zijn. Verder maakte
de vormgeving of stijl geen deel uit van de opzet;
deze
auto moest een "paraplu op wielen" zijn. Technicus André Lefèbvre begon met het
bouwen van vele prototypen. De ene mislukking na de andere volgde. In 1939 werd
zelfs een voorserie van 250 stuks geproduceerd, maar de lichtgewicht aluminium
constructie bleek moeilijk te maken. Ook met het motortje waren allerlei problemen.
Met het begin van de oorlog beval Boulanger alle prototypen te vernietigen, om
ze niet in de handen van de Duitsers te laten vallen die met hun Kever bezig zijn.
Onlangs is een drietal exemplaren echter weer terug gevonden op de zolder van
een oud Citroën fabrieksgebouw.
In 1944 wordt het gehele project weer snel opgepakt, wordt de motor sterk verbeterd
en krijgt een extra, vierde versnelling. Dit tot groot ongenoegen van Boulanger
die bezeten is om een zo licht en eenvoudig mogelijk wagentje op de markt te zetten.
Daarom was de vierde een 'S', oftewel een overdrive. Daar heeft de Eend dus zijn
merkwaardige schakelschema aan te danken. Ook wordt het idee van het lichtgewicht
aluminium overboord gezet en maakt plaats voor staal. Tevens krijgt de Eend glas
in plaats van plastic ruitjes, verwarming en een 2e koplamp erbij.
In 1948 wordt de eerste Eend met een 375 cm³ luchtgekoeld motortje aan het publiek
getoond. De naam is 2cv, te danken aan het feit dat hij fiscaal gezien 2 pk's
heeft volgens de Franse wet. In technische zin heeft de eerste Eend 9 pk, waarmee
hij een topsnelheid van 65 km/h haalt. Later zal de Eend steeds grotere en sterkere
motoren krijgen, tot de 602 cm³, 29 pk sterke motor van de laatste productiejaren,
goed voor een topsnelheid van 115 km/h.
Vanaf
dat moment ontstaan er wachtlijsten om in het bezit te komen van een 2cv. Tevens
begint de Eend aan een onstuitbare opmars die vele jaren zal duren. Zo bestelt
de Maharadja van het kleine vorstendom Sikkim, op de grens van Tibet en India
op 4000 meter hoogte, een doodgewone Eend. De reden is simpel: de koninklijke
Rolls Royce laat het afweten op de stijgende en dalende karresporen in de bergen.
In 1953 maken Jacques Cornet en Henri Lochon als allereersten een wereldreis in
een 2cv. Ze rijden 52000 kilometer in 367 dagen. In 1958 maken Jacques Seguele
en J.C.Brandt ook een reis om de wereld in een Eend. Als ze echter na 25000 km
in Chili de Atacama-woestijn willen oversteken, gaat het mis.
De dop trilt van het oliecarter los, alle olie loopt eruit. Reserveolie hebben
ze niet. Dan duikt er plotseling een eenzame indiaan op. Hij haalt een stel bananen
uit zijn tas en begint die te pellen. Met het fruit propt hij het oliecarter vol.
Op deze fruitsmering voltooit de Eend zonder schade de verdere rit door de woestijn.
De auto staat momenteel in het automuseum in Le Mans.
Wie kent er niet iemand in zijn familie die vroeger een Eend of een Dyane heeft
gehad en al de verhalen die er bij horen? Bijgaande foto toont de 2cv van de ouders
van Ries.
De Eend (officieel type 'A') heeft tijdens zijn carrière nogal wat broertjes en
zusjes gekregen. Natuurlijk de BestelEend (AU, van Utilitaire), die in 1952 op
de markt kwam. Maar ook de zeer mooi vormgegeven Ami 6 in 1961. Deze heeft een
grotere 602 cm³ dan de Eend zelf had op dat moment en is wat comfortabeler
en luxer uitgerust.
In 1968
komt daar nog de bekende Dyane bij, de gedoodverfde opvolger van de Eend. De Eend
blijkt echter steevast een betere verkoop te hebben en overleeft zelfs zus Dyane,
want in 1983 wordt gestopt met de productie van de Dyane. Maar ook de leuke, van
kunststof vervaardigde, Mehari is een opvallende verschijning. Het is een soort
jeepje, dat zelfs met vierwielaandrijving leverbaar is. Ook van de Eend verschijnt
een 4x4 versie, maar dan wel simpelweg met een extra motor achterin! In de jaren
'80 verschijnen de speciale modellen als de Charleston, de Dolly, de Transat totdat
tenslotte in 1990 de laatste 2cv uit de fabriek rolt in Portugal.
Op dat moment zijn er 3.872.583 2cv's, 1.504.221 2cv Vans, 1.443.583 Dyanes, 1.840.159
Ami's en 144.953 Mehari's geproduceerd. Totaal dus 8,8 miljoen "A"-typen..